Dagelijks Woord

Meer over Heidelbergse Catechismus Zondag 31-45

Zondag 34 vr. en antw. 92-95

VAN de WET
Zondag 34

Vr. 92. Hoe luidt de wet des Heeren?
Antw. God sprak al deze woorden, Ex.20:1-17, Deut.5:6-21:
Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb. 
Het eerste gebod
Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 
Het tweede gebod
Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is.Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden. 
Het derde gebod
Gij zult den Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt. 
Het vierde gebod
Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is; Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven. 
Het vijfde gebod
Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HEERE uw God geeft. 
Het zesde gebod
Gij zult niet doodslaan. 
Het zevende gebod
Gij zult niet echtbreken. 
Het achtste gebod
Gij zult niet stelen. 
Het negende gebod
Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. 
Het tiende gebod
Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is.
Vr. 93. Hoe worden deze tien geboden gedeeld?
Antw. In twee tafelen a; waarvan de eerste leert, hoe wij ons jegens God zullen houden; de andere, wat wij onzen naaste schuldig zijn b.

a Deu. 4:13, Ex. 34:28, Deu. 10:3-4 
b Mat. 22:37-40

Vr. 94. Wat gebiedt God in het eerste gebod?
Antw. Dat ik, zo lief als mij mijner ziele zaligheid is, alle afgoderij a, toverij, waarzegging, superstitie of bijgeloof b, aanroeping van de heiligen of van andere schepselen c, mijde en vliede, en den enigen waren God recht lere kennen d, Hem alleen vertrouwe e, in alle ootmoedigheid f en lijdzaamheid mij Hem alleen onderwerpe g, van Hem alleen alles goeds h verwachte, Hem van ganser harte liefhebbe i, vreze j en ere k, alzo, dat ik eer van alle schepselen afga en die varen late, dan dat ik in het allerminste tegen Zijn wil doe l.

a 1Joh. 5:21, 1Kor. 6:10, 1Kor. 10:7, 1Kor. 10:14 
b Lev. 19:31, Deu. 18:9-10 
c Mat. 4:10, Opb. 19:10, Opb. 22:8-9 
d Joh. 17:3 
e Jer. 17:5, Jer. 17:7 
f 1Pet. 5:5 
g Heb. 10:36, Kol. 1:11, Rom. 5:3-4 1Kor. 10:10, Fil. 2:14 
h Ps. 104:27, Jes. 45:7, Jak. 1:17 
i Deu. 6:5, Mat. 22:37 
j Deu. 6:2, Ps. 111:10 Spr. 1:7 Spr. 9:10, Mat. 10:28 
k Mat. 4:10, Deu. 10:20 
l Mat. 5:29, Mat. 10:37, Han. 5:29

Vr. 95. Wat is afgoderij?
Antw. Afgoderij is in de plaats des enigen waren Gods, Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, of benevens Hem, iets anders verzinnen of hebben, waarop de mens zijn vertrouwen zet a.

a Ef. 5:5, 1Kron. 16:26, Fil. 3:19, Gal. 4:8, Ef. 2:12, 1Joh. 2:23, 2Joh. 1:9, Joh. 5:23

 

  • © hersteld hervormde kerk 2024